ECLI:NL:CRVB:2017:2063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-wonen op opgegeven adres en laag verbruik van water en energie
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 14 december 2009 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant stond ingeschreven op een adres in [plaatsnaam 1], maar het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft vastgesteld dat hij daar niet daadwerkelijk woonde. Dit werd onderbouwd door een laag water- en energieverbruik, alsook door bevindingen van huisbezoeken en gesprekken met appellant. Appellant heeft herhaaldelijk niet gereageerd op uitnodigingen voor voortgangsgesprekken en heeft geen medewerking verleend aan huisbezoeken. Het college heeft uiteindelijk besloten de bijstand van appellant met ingang van 7 november 2014 in te trekken en de bijstand over de periode van 22 april 2014 tot en met 6 november 2014 te herzien.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel op het uitkeringsadres woonde en dat het lage verbruik te verklaren is door zijn sobere levensstijl. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat het waterverbruik in de periode van 22 april 2014 tot en met 18 november 2014 extreem laag was en dat er geen persoonlijke bezittingen in de woning aanwezig waren. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.