ECLI:NL:CRVB:2013:2958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bijstandsaanvraag op grond van de Wet werk en bijstand
Op 12 december 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13-5966 WWB, waarin het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De zaak betreft een verzoeker die bij het college van burgemeester en wethouders van Almere een aanvraag om bijstand had ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat verzoeker geen medewerking had verleend aan een huisbezoek dat op 27 mei 2013 was gepland om zijn woonsituatie te verifiëren. Verzoeker had op 26 februari 2013 bij het college een aanvraag ingediend, maar zijn woonsituatie was onduidelijk, wat het recht op bijstand bemoeilijkte.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht had besloten tot het afleggen van een huisbezoek, gezien de twijfels over de juistheid van het opgegeven woonadres van verzoeker. Verzoeker had verklaard dat hij veelvuldig in een andere plaats verbleef en alleen 's nachts op zijn woonadres was, wat aanleiding gaf tot de noodzaak van verificatie.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen gegronde redenen had om geen medewerking te verlenen aan het huisbezoek en dat het college de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.