ECLI:NL:CRVB:2017:2002
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- P.W. van Straalen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsverlening wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsverlening aan appellante in verband met een verzwegen gezamenlijke huishouding met [naam X]. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante en [naam X] in de periode van 1 januari 2003 tot 1 april 2013 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Dit oordeel is gebaseerd op objectieve maatstaven, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat subjectieve feiten en omstandigheden niet relevant zijn voor de beoordeling van de gezamenlijke huishouding. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte niet heeft meegewogen dat [naam X] in een vergelijkbare situatie bijstand ontving van een andere gemeente, maar de Raad oordeelt dat dit niet relevant is voor de terugvordering. De Raad bevestigt dat appellante hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugvordering van de bijstandsverlening aan [naam X], omdat zij als verzwegen partner moet worden aangemerkt. De Raad concludeert dat de terugvordering niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het college zouden verplichten om van de terugvordering af te zien. Het hoger beroep van appellante wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.