In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de ziekte van appellant als beroepsziekte kan worden aangemerkt. Appellant, werkzaam bij de Dienst van het Korps landelijke politiediensten, had langdurig psychische klachten en meende dat deze klachten voortkwamen uit zijn werk, met name door het grote aantal overuren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de ziekte geen beroepsziekte was, omdat appellant niet kon aantonen dat er een causaal verband bestond tussen zijn klachten en zijn werkzaamheden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar met verbetering van gronden. De deskundige, psychiater dr. H.N. Sno, concludeerde dat er een evident andere oorzaak voor de ziekte was dan het aantal overuren, namelijk psychologische en sociale stressfactoren. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de korpschef als partij had aangemerkt en dat de bewijslast niet bij appellant lag. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een schadevergoeding van € 3.000,-, te verdelen tussen de korpschef en de Staat der Nederlanden. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in zaken van beroepsziekten en de rechten van ambtenaren in het kader van schadevergoeding.