ECLI:NL:CRVB:2017:1928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en maatregel wegens schending inlichtingenverplichting bij niet gemelde bankrekening en stortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 31 juli 2015 een eerdere beslissing heeft genomen over de bijstandsverlening aan appellant. Appellant ontvangt sinds 8 maart 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme tip in 2012 over een Marokkaanse bankrekening en een woning in Marokko, heeft de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet gemelde bankrekeningen had en dat er stortingen op deze rekeningen waren gedaan, die als inkomen moesten worden aangemerkt. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft daarop de bijstand van appellant herzien en een terugvordering ingesteld van € 20.647,59. Tevens is er een maatregel opgelegd van 100% verlaging van de bijstand voor een maand wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de stortingen op zijn Marokkaanse rekening geleende bedragen waren en daarom niet als inkomen moesten worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze stortingen niet te melden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de maatregel en de terugvordering terecht zijn opgelegd.