ECLI:NL:CRVB:2016:685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van vrijwillig budgetbeheer en de beoordeling van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer, maar het dagelijks bestuur van de regionale sociale dienst Pentasz Mergelland had deze aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening beschikbaar was in de vorm van de Kredietbank Limburg, die kosteloos budgetbeheer en budgetcoaching aanbiedt. De Raad benadrukte dat het op de weg van de aanvrager ligt om aan te tonen dat de voorliggende voorziening niet passend of toereikend is. Appellant kon niet overtuigend onderbouwen dat de aangeboden voorziening niet voldeed aan zijn behoeften. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet verplicht was om de aanvraag voor bijzondere bijstand in te willigen, ook al was er in het verleden wel bijstand verleend voor vergelijkbare kosten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.