ECLI:NL:CRVB:2017:1860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van verzwegen werkzaamheden en bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. De appellanten hebben van 19 april 2010 tot 11 oktober 2010 bijstand ontvangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Sluis heeft na een onderzoek door de Sociale Recherche Zeeuwsch-Vlaanderen geconcludeerd dat appellante in de seksbranche heeft gewerkt zonder dit te melden. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van een aanzienlijk bedrag. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de intrekking van de bijstand onterecht was. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun werkzaamheden en van de Belgische bankrekeningen die op naam van appellant stonden. De Raad heeft het verzoek van appellanten om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat zij al voldoende gelegenheid hebben gehad om bewijsstukken over te leggen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.