ECLI:NL:CRVB:2017:1796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake re-integratie-activiteiten en loondoorbetalingsverplichting onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de re-integratie-activiteiten van appellante, een B.V., in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De zaak betreft een werknemer die op 16 januari 2012 met rugklachten uitviel en waarbij het Uwv op basis van onvoldoende re-integratie-inspanningen van appellante de loondoorbetalingsverplichting heeft verlengd. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende re-integratie-activiteiten had verricht en dat de loondoorbetalingsverplichting terecht was verlengd.
Tijdens de zitting op 5 april 2017 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder een arbeidskundig rapport en een medisch rapport van een verzekeringsarts, in overweging genomen. Appellante betoogde dat het Uwv ten onrechte had gesteld dat er onvoldoende re-integratie-activiteiten waren verricht en dat de bedrijfsarts geen re-integratie-blokkerend advies had gegeven. Het Uwv daarentegen stelde dat de bedrijfsarts ten onrechte had geconcludeerd dat er geen benutbare mogelijkheden waren en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar passend werk.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft geleverd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen zonder veroordeling in de proceskosten.