ECLI:NL:CRVB:2017:1791
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde eigendommen in Turkije
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten werd bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 16 juli 2001 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek door het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) werd vastgesteld dat appellanten geregistreerd stonden als eigenaren van twee appartementen in Turkije. De gemeente Den Haag besloot op basis van deze informatie de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellanten stelden dat de appartementen feitelijk eigendom waren van de broer van appellant, die met een volmacht de aankoop had gedaan. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat de appartementen niet tot hun vermogen behoorden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2017.