In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had geoordeeld dat de hardheidsclausule van toepassing was op de situatie van betrokkene, die studiefinanciering ontving. Betrokkene, die in België woonde, had zijn studiefinanciering aanvankelijk als thuiswonende studerende ontvangen, maar was later aangemerkt als uitwonende studerende. De Minister had echter de eerdere besluiten herzien en een bedrag van € 4.387,77 teruggevorderd, omdat betrokkene niet ingeschreven stond op het adres waar hij feitelijk woonde.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule. De Raad stelt vast dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor een uitwonendenbeurs, omdat hij niet op het juiste adres was ingeschreven. De Raad concludeert dat de situatie van betrokkene geen uitzonderlijke omstandigheden vertoont die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond voor de periode van september 2012 tot en met augustus 2013.