ECLI:NL:CRVB:2017:1763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid op basis van Wajong 2010 en WSW voor jonggehandicapte appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een jonggehandicapte appellante. Appellante, geboren in 1988, had een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). De beoordeling van het Uwv was gebaseerd op eerdere rapportages van een verzekeringsarts, die concludeerde dat appellante op haar 17e levensjaar al beperkingen had die haar in staat stelden om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. Dit leidde tot de afwijzing van haar aanvraag.
Appellante heeft in bezwaar en beroep betwist dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en heeft verwezen naar eerdere rapporten die haar beperkingen onderbouwen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv bij de beoordeling van de Wajong 2010 dezelfde beperkingen had gehanteerd als bij de WSW, en dat appellante bij het einde van de wachttijd niet in staat was tot het verrichten van reguliere arbeid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte kosten door appellante.