ECLI:NL:CRVB:2017:1714

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
16/1078 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door Uwv na beëindiging uitkering Werkloosheidswet

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 5 januari 2016 het verzoek om schadevergoeding van appellant had afgewezen. Het verzoek om schadevergoeding was ingediend naar aanleiding van een onrechtmatig besluit van het Uwv, dat op 20 november 2013 de uitkering van appellant had beëindigd. Appellant had verzocht om vergoeding van schade die hij had geleden door het beëindigen van zijn uitkering, met name gemiste pensioenopbouw. Tijdens de procedure heeft het Uwv aangegeven alsnog over te gaan tot schadevergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.185,72, verhoogd met wettelijke rente vanaf 15 januari 2015. Hierdoor had appellant geen belang meer bij een uitspraak op zijn hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.485,-, en tot vergoeding van het griffierecht van in totaal € 169,-. De uitspraak is gedaan op 10 mei 2017.

Uitspraak

16/1078 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
5 januari 2016, 15/2012 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. van Overdam, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een vraag van de Raad beantwoord.
Appellant heeft de Raad verzocht om een beslissing te nemen over de gevorderde proceskosten, waaronder het griffierecht, in twee instanties.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 6 maart 2015 heeft het Uwv afwijzend beslist op een verzoek van appellant om vergoeding van schade ten gevolge van een onrechtmatig besluit van het Uwv van 20 november 2013 tot beëindiging van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet met ingang van 28 oktober 2013.
1.2. Appellant heeft op 24 maart 2015 bij de rechtbank een verzoek ingediend om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het in 1.1 omschreven onrechtmatige besluit, bestaande uit gemiste pensioenopbouw via het Financiering Voortzetting Pensioenverzekering-fonds gedurende de periode van
28 oktober 2013 tot 15 januari 2015.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3.1. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hangende die procedure heeft het Uwv te kennen gegeven alsnog te zullen overgaan tot vergoeding aan appellant van het gevorderde bedrag van € 1.185,72, verhoogd met wettelijke rente vanaf
15 januari 2015.
3.2. Appellant heeft vervolgens verzocht om een uitspraak over de gevorderde proceskosten, waaronder het griffierecht, in twee instanties.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Nu het Uwv alsnog tegemoet is gekomen aan appellant heeft appellant geen belang meer bij een uitspraak op zijn hoger beroep. Het hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 990,- aan kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 495,- aan kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, tezamen een bedrag van € 1.485,-.
4.3. Het Uwv zal daarnaast aan appellant het door hem betaalde griffierecht moeten vergoeden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.485,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde
griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en B.M. van Dun en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) I.G.A.H. Toma
GdJ