Uitspraak
OVERWEGINGEN
a. redelijkerwijs te voorzien is dat de jonggehandicapte niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen;
b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;
c. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbaar voorstel voor een schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;
d. aannemelijk is dat de medewerking aan een schuldregeling niet
concurrentievervalsend werkt; en
e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen van de jonggehandicapte van de verplichting, bedoeld in artikel 3:74, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 3:40 is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.