ECLI:NL:CRVB:2017:1642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- G.M.G. Hink
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan betrokkene, die in de periode van 10 februari 2010 tot en met 5 april 2011 en van 13 mei 2011 tot en met 19 mei 2014 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Eindhoven, als appellant, had de bijstand van betrokkene ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat betrokkene op 20 mei 2014 een schadevergoeding had ontvangen van € 276.385,60, die voortkwam uit een onrechtmatige overheidsdaad. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van de gemeente gegrond verklaard en het besluit vernietigd, omdat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom de schadevergoeding van invloed was op de bijstandsverlening.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de gemeente niet bevoegd was om de kosten van bijstand terug te vorderen, omdat de aanspraak op schadevergoeding niet kan worden toegerekend aan een periode voorafgaand aan de ontvangst van de schadevergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat de aanspraak op schadevergoeding is ontstaan op de datum van de onrechtmatige daad, maar dat de daadwerkelijke betaling pas later heeft plaatsgevonden. Hierdoor kon de gemeente de bijstandsverlening niet terugvorderen, omdat de ontvangen middelen niet konden worden toegerekend aan de periode waarin bijstand werd verleend. De Raad heeft het besluit van de gemeente herroepen en de gemeente veroordeeld in de kosten van betrokkene, die zijn begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.