Uitspraak
15.1071 WWB
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de loonkostensubsidie voor vier medewerkers van Stichting Kopwerk. De zaak betreft de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Den Helder een redelijke termijn in acht heeft genomen bij de beëindiging van de subsidie. De rechtbank Noord-Holland had eerder het besluit van het college vernietigd, omdat het college geen redelijke termijn had geboden voor de beëindiging van de subsidie. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn doorloopt tot de eerst mogelijke ontslagdatum van de medewerkers, welke is vastgesteld op 1 augustus 2014. Dit betekent dat de loonkostensubsidie van appellante voor de vier medewerkers wordt beëindigd per deze datum. De Raad herroept het eerdere besluit van het college en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.212,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn voor subsidieontvangers om de gevolgen van beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen, met inachtneming van de geldende opzegtermijnen en arbeidsrechtelijke verplichtingen.