Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante, geboren in 1987, had op 15 december 2011 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet Wajong, vanwege psychische klachten die sinds haar jeugd bestonden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij in staat was om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen, en daarom niet in aanmerking kwam voor de uitkering. Dit besluit werd in een later stadium door de rechtbank bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de conclusies van een onafhankelijke deskundige gevolgd, die had vastgesteld dat appellante op haar 17e en 18e jaar niet voldeed aan de criteria voor de diagnose schizofrenie, maar eerder aan een somatisatiestoornis. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante geen jonggehandicapte was in de zin van de Wet Wajong, omdat zij niet gedurende 52 weken arbeidsongeschikt was geweest na haar 17e verjaardag. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het motiveringsgebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kon worden gepasseerd, omdat de beoordeling in hoger beroep alsnog deugdelijk was gemotiveerd.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.227,50, inclusief griffierechten. De uitspraak werd gedaan op 21 april 2017.