ECLI:NL:CRVB:2017:1484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 27 januari 2012 ziek meldde na een periode van werken als manager in de horeca. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde op basis van medisch onderzoek dat appellant per 24 januari 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd genomen na een rapport van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij het medisch onderzoek als zorgvuldig beoordeelde en geen reden zag om aan te nemen dat de beperkingen van appellant waren onderschat.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn lichamelijke toestand ernstig was en dat hij volledig arbeidsongeschikt was. Hij verwees naar verschillende medische specialisten en rapporten die zijn klachten onderbouwden. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beperkingen van appellant goed waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd. De Raad onderschreef de conclusie dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de geselecteerde functies niet passend waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd.