ECLI:NL:CRVB:2017:1483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Rottier
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake IVA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over haar recht op een IVA-uitkering. Appellante, die eerder als administratief medewerkster werkte, had zich op 22 januari 2007 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uwv had in 2008 vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en geen recht op een WIA-uitkering had. In 2012 meldde appellante zich opnieuw ziek, ditmaal met de diagnose non-Hodgkin. Het Uwv erkende haar recht op een loongerelateerde WGA-uitkering per 22 juli 2014, maar niet op een IVA-uitkering met terugwerkende kracht naar 24 juli 2012. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar rug- en schouderklachten waren toegenomen en dat het Uwv niet had aangetoond dat deze toegenomen arbeidsongeschiktheid niet voortvloeide uit dezelfde ziekteoorzaak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de toegenomen beperkingen van appellante voortvloeiden uit een nieuwe, ernstige ziekte-oorzaak, namelijk de non-Hodgkin, en niet uit de eerder vastgestelde rugklachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.