In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die beperkingen ondervindt door een psychiatrische aandoening, ontving tot 1 januari 2015 een persoonsgebonden budget (pgb) van het Zorgkantoor op basis van een indicatie van Centrum Indicatiestelling Zorg. Bij brief van 14 december 2014 heeft het Zorgkantoor appellant geïnformeerd dat de AWBZ per 1 januari 2015 niet meer bestaat en dat hij zijn pgb voortaan van de gemeente zou ontvangen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar het Zorgkantoor heeft dit bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 30 januari 2015.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellant is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de brief van 14 december 2014 enkel informatieve mededelingen bevatte en niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor had het Zorgkantoor het bezwaar van appellant tegen deze brief niet-ontvankelijk moeten verklaren.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het Zorgkantoor vernietigd. Tevens is het bezwaar tegen de brief van 14 december 2014 alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft bepaald dat het Zorgkantoor het griffierecht van appellant vergoedt.