ECLI:NL:CRVB:2017:142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 1997 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 3 april 2014 werd tijdens een controle door het Helmond Interventie Team een hennepkwekerij aangetroffen in de schuur van appellant. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De gemeente Helmond concludeerde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij. Op basis van deze bevindingen heeft het college op 15 december 2014 besloten de bijstand van appellant over de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 april 2014 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat in totaal € 4.153,92 bedroeg.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het recht op bijstand over de betreffende periode wel kon worden vastgesteld, en dat het college de intrekking en terugvordering had moeten beperken tot het bedrag van € 655,80, dat volgens hem het wederrechtelijk verkregen voordeel was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het college terecht had geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden en geen deugdelijke administratie had bijgehouden.
De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de bewijslast bij appellant ligt om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. Aangezien appellant niet in deze bewijslast is geslaagd, bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.