4.1.Artikel 6, vierde lid, van de AWBZ bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat aanspraak op zorg slechts tot gelding kan worden gebracht indien de verzekerde bijdraagt in de kosten daarvan. De bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe de verzekerde behoort en de zorg die verstrekt wordt, en kan mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen en vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
Artikel 2, eerste lid, van het Bbz bepaalt dat de verzekerde van 18 jaren of ouder bijdraagt in de kosten van de zorg, verleend door een instelling.
Artikel 4, eerste lid, van het Bbz bepaalt, voor zover in dit geval van belang, dat de bijdrage per maand voor de ongehuwde verzekerde die gedurende het etmaal in een instelling verblijft een twaalfde gedeelte van het bijdrageplichtig inkomen bedraagt.
Artikel 6, eerste lid, van het Bbz (tekst 2014) bepaalt, voor zover het gaat over de in mindering te brengen bedragen, dat het bijdrageplichtig inkomen als volgt wordt berekend:
a. het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde wordt verminderd met de door die verzekerde verschuldigde of ingehouden belasting;
b. op het met toepassing van onderdeel a berekende bedrag worden in mindering gebracht:
1º. 15% van de redelijkerwijs te verwachten netto-opbrengst van in het lopende kalenderjaar verrichte arbeid, van een loon- of salarisdoorbetaling wegens ziekte of van een uitkering ingevolge de Ziektewet;
2º. zak- en kleedgeld, premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd voor de zorgtoeslag, een aftrekpost die verschillend kan zijn voor een verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en een verzekerde die die leeftijd nog niet heeft bereikt of extra vrijlatingen, een en ander volgens bij ministeriële regeling te bepalen regels;
3º. op aanvraag van de verzekerde, de uitkering op grond van artikel 14 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 of de uitkering op grond van artikel 20 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
Artikel 14, eerste lid, van het Bbz (tekst 2014) bepaalt, voor zover in dit geval van belang, dat in afwijking van artikel 4 de bijdrage 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen bedraagt met een minimum van € 156 en een maximum van € 819,40 per maand voor:
b. de ongehuwde verzekerde gedurende de eerste zes maanden van verblijf in een instelling;
e. de ongehuwde verzekerde indien de zorgverzekeraar het waarschijnlijk acht dat het verblijf in de instelling binnen een half jaar kan worden beëindigd en terugkeer naar de maatschappij mogelijk is en zal worden bewerkstelligd.
Artikel 23 van het Bbz bepaalt dat CAK voor de vaststelling van de bijdrage, bedoeld in de artikelen 4, 14 en 16d, gebruik maakt van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen en van andere door de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verstrekte gegevens.