Uitspraak
mr. Kuijper verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.
OVERWEGINGEN
1 juli 2013 tot en met 15 juni 2014, ten bedrage van € 13.826,53, teruggevorderd.
1 juli 2013 een zwervend bestaan leidde en afwisselend bij haar dochters en haar ex‑echtgenoot woonde. Hierdoor kan de feitelijke woonsituatie niet worden beoordeeld en heeft appellante vanaf 1 juli 2013 geen recht op een toeslag op grond van de TW. Het terug te vorderen bedrag vanaf 1 juli 2013 bedraagt € 2.228,12. Het bezwaar tegen het boetebesluit is gegrond verklaard, in die zin dat de boete is verlaagd. Hieraan ligt ten grondslag dat appellante haar woonsituatie per 1 juli 2013 niet aan het Uwv heeft doorgegeven, dat dit verwijtbaar is en dat een boete van 50% van het benadelingsbedrag evenredig is. Uitgaande van het benadelingsbedrag van € 2.228,12 en afgerond op € 10,- naar boven resulteert dit in een boete van € 1.120,-.
15 juni 2014 hoofdverblijf heeft gehad in de woning van haar ex-echtgenoot. Reeds hierom kan appellante in de periode in geding niet worden aangemerkt als gehuwde in de zin van artikel 1, derde lid, van de TW. Dit betekent dat, zoals door de gemachtigde van het Uwv ter zitting is bevestigd, appellante het recht op toeslag als ongehuwde heeft behouden. De toeslag is dus ten onrechte met ingang van 1 juli 2013 ingetrokken en het bedrag aan betaalde toeslag over de periode van 1 juli 2013 tot en met 15 juni 2014 is ten onrechte teruggevorderd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 april 2015, voor zover daarbij het bezwaar tegen de intrekking en terugvordering van de toeslag ongegrond is verklaard en voor zover daarbij een boete van € 1.120,- is opgelegd;
- herroept het besluit van 16 september 2014, voor zover dit de intrekking en terugvordering van de toeslag betreft;
- geeft appellante wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht op grond van de TW een waarschuwing;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.980,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep, in totaal € 168,- vergoedt.