ECLI:NL:CRVB:2017:1266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
15/4873 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen besluiten van CAK inzake buitenlandbijdragen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren van appellant tegen besluiten van het CAK over buitenlandbijdragen. Appellant, woonachtig in Duitsland, ontving sinds 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering en vanaf 2010 een invaliditeitspensioen. CAK had appellant als verdragsgerechtigde aangemerkt en hem een buitenlandbijdrage opgelegd op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de bezwaren van appellant tegen de besluiten van CAK ongegrond had verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat CAK de buitenlandbijdragen over de jaren 2012 tot en met 2014 tijdig heeft vastgesteld en dat er geen schriftelijke toezeggingen zijn gedaan die appellant het vertrouwen konden geven dat hij minder of geen bijdrage verschuldigd zou zijn.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraken zijn bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 april 2017.

Uitspraak

15.4873 ZVW, 15/4874 ZVW, 16/658 ZVW,16/3812 ZVW

Datum uitspraak: 5 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van
9 juni 2015, 14/3122 en 14/3123 (aangevallen uitspraak 1), 17 december 2015, 15/4626 (aangevallen uitspraak 2) en 22 maart 2016, 16/444 (aangevallen uitspraak 3)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Duitsland) (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze, gelet op de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van Zorginstituut Nederland naar CAK (Stb. 2016, 173), de bevoegdheden uit die voorheen door Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak 1. Namens appellant heeft mr. drs. C. Verrillo, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken 2 en 3.
CAK heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Verrillo. Het Zorginstituut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulder.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant woont sinds januari 2010 in Duitsland. Hij ontvangt met ingang van 9 augustus 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en vanaf mei 2010 een invaliditeitspensioen van de Stichting Pensioenfonds ABP.
1.2.
CAK heeft appellant ingevolge de Zvw vanaf 1 mei 2010 als verdragsgerechtigde aangemerkt. Daaraan heeft CAK ten grondslag gelegd dat appellant op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 recht heeft op zorg in zijn woonland (Duitsland) ten laste van Nederland. Voor dit recht op zorg is appellant op grond van artikel 69, tweede lid, van de Zvw een bijdrage verschuldigd (buitenlandbijdrage).
1.3.
Bij besluiten van 29 november 2013, 4 oktober 2013, 9 december 2013, 19 februari 2015 en 13 november 2015 heeft CAK op grond van artikel 69 van de Zvw de definitieve buitenlandbijdragen van appellant over 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 vastgesteld op achtereenvolgens € 1.919,04, € 4.200,52, € 4.085,19, € 3.189,22 en € 3.071,86.
1.4.
Bij (afzonderlijke) beslissingen op bezwaar van 18 april 2014 heeft CAK de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 29 november 2013 (buitenlandbijdrage 2010) en 4 oktober 2013 (buitenlandbijdrage 2011) niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 9 december 2013 (buitenlandbijdrage 2012) ongegrond verklaard.
1.5.
Bij beslissingen op bezwaar van 17 juli 2015 en 11 december 2015 heeft CAK de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 19 februari 2015 (buitenlandbijdrage 2013) en 13 november 2015 (buitenlandbijdrage 2014) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de beslissingen op bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank – samengevat – geoordeeld dat CAK de bezwaren tegen de besluiten van 29 november 2013 (buitenlandbijdrage 2010) en 4 oktober 2013 (buitenlandbijdrage 2011) terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, dat CAK de berekening van de buitenlandbijdragen 2012, 2013 en 2014 terecht heeft gebaseerd op de beschikkingen van de Belastingdienst tot vaststelling van het niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi-beschikkingen) en dat de Zvw geen mogelijkheden biedt om de buitenlandbijdragen kwijt te schelden. Wat betreft de vaststelling van de buitenlandbijdragen 2013 en 2014 heeft de rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn bezwaren tegen de besluiten van 29 november 2013 en 4 oktober 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Verder heeft hij aangevoerd dat CAK het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Doordat geen juiste inhouding op zijn uitkeringen heeft plaatsgehad, is hij jaren later ten onrechte geconfronteerd met forse nabetalingen. Reeds bij e-mailbericht van 25 mei 2010 heeft appellant CAK op de hoogte gesteld dat de inhoudingen van de buitenlandbijdrage op zijn uitkeringen niet juist geschiedden.
4. De Raad komt de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken.
4.2.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, zoals neergelegd in de aangevallen uitspraak 1, te weten dat CAK de bezwaren tegen de besluiten van 29 november 2013 en van 4 oktober 2013 van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust.
4.3.
Niet gebleken is dat de buitenlandbijdragen over 2012 tot en met 2014 te laat zijn vastgesteld. De NiNbi‑beschikkingen van 2012, 2013 en 2014 dateren van 7 juni 2013, 17 oktober 2014 en 18 september 2015. De buitenlandbijdragen over de jaren 2012, 2013 en 2014 zijn bij besluiten van 9 december 2013, 19 februari 2015 en 13 november 2015 en dus binnen de in artikel 6.3.3, derde lid, van de Regeling zorgverzekering bedoelde termijn van zes maanden na het tijdstip waarop de NiNbi‑beschikkingen onherroepelijk zijn geworden, vastgesteld.
4.4.
De Raad volgt appellant verder niet in zijn betoog dat hij de nog openstaande bedragen van de buitenlandbedragen niet hoeft te betalen omdat destijds, ondanks dat appellant CAK bij e-mail van 25 mei 2010 hierop heeft gewezen, de broninhouding niet juist heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken namelijk dat CAK schriftelijke en ongeclausuleerde toezeggingen heeft gedaan waaraan appellant het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij over 2012, 2013 en 2014 geen, dan wel enkel een buitenlandbijdrage ter hoogte van de reeds op zijn pensioen ingehouden bedragen verschuldigd zou zijn. Wat appellant tegen de aangevallen uitspraken 2 en 3 heeft aangevoerd slaagt dus niet.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraken worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2017.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) N. Veenstra

UM