ECLI:NL:CRVB:2017:1266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen besluiten van CAK inzake buitenlandbijdragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren van appellant tegen besluiten van het CAK over buitenlandbijdragen. Appellant, woonachtig in Duitsland, ontving sinds 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering en vanaf 2010 een invaliditeitspensioen. CAK had appellant als verdragsgerechtigde aangemerkt en hem een buitenlandbijdrage opgelegd op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de bezwaren van appellant tegen de besluiten van CAK ongegrond had verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat CAK de buitenlandbijdragen over de jaren 2012 tot en met 2014 tijdig heeft vastgesteld en dat er geen schriftelijke toezeggingen zijn gedaan die appellant het vertrouwen konden geven dat hij minder of geen bijdrage verschuldigd zou zijn.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraken zijn bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 april 2017.