Uitspraak
mr. Celebi verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer.
OVERWEGINGEN
21 november 2013 is, de dag dat zij zich ziek meldde uit op 1 juli 2013 aangevangen werkzaamheden als callcenter medewerker, heeft de rechtbank niet gevolgd, reeds omdat dit standpunt niet met verifieerbare gegevens is onderbouwd. Bovendien strookt het standpunt van appellante, dat geen sprake is van doorlopende arbeidsongeschiktheid, niet met de omstandigheid dat zij zelf op 30 januari 2014 een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
2. Als eerste dag van de wachttijd geldt de eerste werkdag al dan niet in een dienstbetrekking waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. (…)
3. Bij het bepalen van de wachttijd worden de volgende perioden in aanmerking genomen:
a. perioden waarin recht bestaat op ziekengeld als bedoeld in de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen worden in aanmerking genomen en samengeteld, indien zij:
1º. elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen; of
(…)
b. perioden die niet al op grond van onderdeel a meetellen maar waarin de verzekerde ongeschikt is geweest voor zijn arbeid.
Deze perioden worden samengeteld, indien zij:
1º. elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen; of
(…)”.
6 februari 2014, waarbij de ZW-uitkering na 104 weken met ingang van 27 februari 2014 is beëindigd. Tegen de beslissing op bezwaar van 23 juli 2014 heeft appellante geen beroep ingesteld.
BESLISSING
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2017.