Uitspraak
2 april 2015, 13/10462, 14/1558 en 14/1562 (aangevallen uitspraken) en op de verzoeken om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag met betrekking tot disciplinaire maatregelen die zijn opgelegd aan drie ambtenaren van de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie. De appellanten zijn teruggezet naar lagere salarisschalen wegens plichtsverzuim, waarbij hen verweten werd niet op te treden tegen ongewenst en intimiderend gedrag van collega's. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het aan de appellanten verweten plichtsverzuim niet op deugdelijke wijze is vastgesteld. De Raad constateert dat het disciplinaire onderzoek tekortkomingen vertoont en dat de minister niet voldoende objectieve gegevens heeft verzameld om de beschuldigingen te onderbouwen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en de bestreden besluiten van de minister, herroept de strafbesluiten en kent schadevergoeding toe aan de appellanten. De Raad benadrukt dat de klachten en verklaringen van collega's niet los kunnen worden gezien van de problematische werkverhoudingen binnen de groep en dat er onvoldoende bewijs is voor de aan appellanten gemaakte verwijten. De uitspraak is gedaan op 30 maart 2017.