ECLI:NL:CRVB:2017:120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ploegendiensttoeslag aan toezichthoudend dierenarts en de voorwaarden van het Addendum
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een toezichthoudend dierenarts, appellant, tegen de Minister van Economische Zaken. Appellant verzocht om toekenning van een ploegendiensttoeslag over de jaren 2006 tot en met 2011, gebaseerd op punt 4 van het Addendum bij de Overeenkomst Arbeidsvoorwaarden. De minister had dit verzoek afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de Regeling 2-ploegendienst RVV. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat de minister het verzoek van appellant inhoudelijk had beoordeeld, maar dat de rechtbank ten onrechte het toetsingskader van de Algemene wet bestuursrecht had gehanteerd. De Raad concludeerde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de ploegendiensttoeslag, omdat de 2-ploegendienst bij het bedrijf waar hij werkzaam was, was afgeschaft in 2004. Appellant had weliswaar onregelmatige diensten verricht, maar dit voldeed niet aan de eisen voor een 2-ploegendienst. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel werd door de Raad verworpen, omdat de minister aannemelijk had gemaakt dat eerdere toekenningen op fouten berustten en er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan aan appellant.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om aan specifieke voorwaarden te voldoen voor het verkrijgen van toeslagen en de beperkingen van het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context.