ECLI:NL:CRVB:2017:12
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- M. ter Brugge
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening op basis van vermogen en vertrouwensbeginsel
Op 3 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de intrekking van bijstandsverlening aan appellant, die sinds 20 december 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college had de bijstand van appellant opgeschort en later ingetrokken, omdat appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd en omdat hij beschikte over vermogen in de vorm van een woning die hij niet bewoonde. Appellant stelde dat het college het vertrouwensbeginsel had geschonden, omdat het college op de hoogte was van zijn eigendom van de woning en hem desondanks bijstand had verleend.
De Raad oordeelde dat het college terecht had besloten de bijstand in te trekken, omdat appellant de grens van het vrij te laten vermogen had overschreden. De Raad verwierp het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door het college die appellant gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt. De Raad concludeerde dat appellant in de periode van 1 februari 2013 tot en met 19 februari 2013 geen recht had op bijstand en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.