ECLI:NL:CRVB:2017:116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
Op 3 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 19 maart 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Vlagtwedde had na anonieme meldingen een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellante, waarbij werd vastgesteld dat appellante en appellant, die op verschillende adressen stonden ingeschreven, feitelijk samenwoonden op het uitkeringsadres. De gemeente concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen de besluiten van de gemeente ongegrond verklaard, waarop appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad benadrukte dat het college de last had om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking was voldaan. De Raad concludeerde dat de bevindingen van het onderzoek voldoende grondslag boden voor de stelling dat appellanten in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve criteria bij de beoordeling van gezamenlijke huishoudingen en de verantwoordelijkheden van bijstandsverlenende organen.