ECLI:NL:CRVB:2017:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van niet-verantwoord persoonsgebonden budget (pgb) in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante, geboren in 2001 en gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis, was verleend door het Zorgkantoor. Appellante had een netto pgb van € 7.414,71 ontvangen voor zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor heeft echter de verantwoording over de eerste helft van 2013 afgekeurd en later vastgesteld dat appellante een bedrag van € 3.426,71 aan te veel ontvangen voorschotten moest terugbetalen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit van het Zorgkantoor.
Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij wel degelijk aan haar verplichtingen had voldaan en dat de kosten die zij had gemaakt voor AWBZ-zorg waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, hoewel het Zorgkantoor de bevoegdheid had om het pgb lager vast te stellen, het niet kon worden vastgesteld dat de zorg die appellante had ontvangen, voldeed aan de eisen van de AWBZ. De Raad benadrukte dat appellante geen zorgplan of andere relevante documentatie had overgelegd die aantoont dat de verleende zorg aan de AWBZ-criteria voldeed. Hierdoor kon het Zorgkantoor de terugvordering rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Zorgkantoor in redelijkheid tot de terugvordering had kunnen overgaan. De uitspraak werd gedaan op 15 maart 2017, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.