Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, een militair, tegen de beslissing van de minister van Defensie om hem te ontslaan wegens wangedrag. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister niet bevoegd was om de maatregel van ontslag op te leggen. De appellant was per 2 april 2013 aangesteld als militair en werd op 17 mei 2013 beschuldigd van het gebruik van verdovende middelen tijdens een schietoefening. Na een schorsing op 24 mei 2013, werd hem op 31 oktober 2013 ontslag verleend. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het ontslag ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de bewijsvoering onvoldoende was. De Raad stelt vast dat er geen verklaringen zijn van de kaderleden die de bewuste foto’s in de telefoon van de appellant hebben bekeken. De Raad concludeert dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat de appellant zich schuldig heeft gemaakt aan het verweten wangedrag. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept het ontslag van de appellant, waarbij de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.