ECLI:NL:CRVB:2017:1062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van intrekking bijstand na opschorting
Op 14 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug. De zaak betreft een verzoek om herziening van een eerder besluit tot intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand, maar na een periodieke hercontrole heeft het dagelijks bestuur haar bijstand opgeschort en later ingetrokken omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens van de Stichting, waarvan zij de enige bestuurder is, had overgelegd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij inmiddels de bankafschriften van de Stichting heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de Stichting geen inkomsten heeft gegenereerd.
De Raad overweegt dat het dagelijks bestuur terecht heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad verwijst naar zijn eerdere rechtspraak en concludeert dat het feit dat appellante na de hersteltermijn alsnog stukken heeft overgelegd, niet kan worden aangemerkt als relevante nieuwe feiten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard.
De Centrale Raad van Beroep komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.