Uitspraak
24 maart 2016, 14/2889 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard in een zaak die betrekking had op de toekenning van een functie door de korpschef van politie. Appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn van twee jaar voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden met twee maanden. Dit was te wijten aan de vertraging in de uitspraak van de rechtbank, die de termijn van zes weken voor het doen van een uitspraak niet had gehaald. De Raad concludeerde dat de rechtbank ambtshalve had moeten beoordelen of de redelijke termijn was overschreden en had moeten overgaan tot toekenning van schadevergoeding. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellant als schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 495,- en is bepaald dat het griffierecht van € 251,- aan appellant wordt terugbetaald.