ECLI:NL:CRVB:2017:1037
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich op 19 augustus 2013 ziek had gemeld na een periode van werk als receptioniste. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in februari 2014 vastgesteld dat appellante per 23 december 2013 weer geschikt was voor haar eigen werk, wat leidde tot de stopzetting van haar uitkering. Appellante had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 21 december 2016 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Ze stelde dat ze nog steeds onder behandeling was bij een neuroloog en revalidatiearts en dat ze lijdt aan pijnklachten, slapeloosheid en vermoeidheid, waardoor ze niet in staat is om te werken. Het Uwv heeft de bevestiging van de eerdere uitspraak bepleit. De Raad heeft de argumenten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat het oordeel van de rechtbank juist was. De Raad onderschreef de bevindingen van de verzekeringsartsen, die geen redenen zagen voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de conclusie van de verzekeringsartsen konden weerleggen. Daarom werd de aangevallen uitspraak bevestigd en werd er geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.