ECLI:NL:CRVB:2017:1031

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
15/5565 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de belastbaarheid van de appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die zich op 15 mei 2012 ziek meldde na werkzaam te zijn geweest als huishoudelijk hulp, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar geen recht op een WIA-uitkering toekende per 13 mei 2014. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat, opnieuw beoordeeld. Appellante had diverse medische rapporten ingediend, waaronder een rapport van verzekeringsarts G.J. Kruithof, waarin werd gesteld dat zij slechts twee uur per dag kan lopen. De Raad oordeelde echter dat de belastbaarheid van appellante, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2014, niet was onderschat. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de geselecteerde functies geen zwaardere belasting voor appellante met zich meebrachten dan zij aankon.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 maart 2017, waarbij de Raad de beslissing nam dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.

Uitspraak

15/5565 WIA
Datum uitspraak: 15 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2015, 14/6215 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Tracey hoger beroep ingesteld.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2017. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als huishoudelijk hulp voor 15,5 uur per week. Vanuit die functie heeft zij zich op 15 mei 2012 ziek gemeld.
1.2.
Bij besluit van 31 maart 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante per
13 mei 2014 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.3.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 maart 2014. Bij besluit van
16 juli 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 juni 2014 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 juli 2014 ten grondslag.
2.1.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft in beroep een rapport ingebracht van de verzekeringsarts G.J. Kruithof van 23 maart 2015. Die concludeert onder meer dat appellante slechts twee uur per dag kan lopen en niet vier uur, zoals de verzekeringsartsen van het Uwv hebben aangenomen. Ook acht Kruithof een psychiatrische expertise gewenst. Appellante heeft voorts informatie ingebracht van haar behandelend neuroloog, chirurg en revalidatiearts.
2.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 26 mei 2015 gereageerd op het rapport van Kruithof. Zij stelt dat veel van de ingebrachte medische informatie betrekking heeft op de periode na de datum in geding, en dat de neuroloog geen verklaring heeft voor de klachten in die periode. Voor een psychiatrische expertise is geen aanleiding. Aangezien appellante een urenbeperking heeft tot 20 uur per week/4 uur per dag, zal er in de praktijk sprake zijn van niet meer dan twee uur per dag lopen. Bovendien komt in de geselecteerde functies geen zwaardere belasting voor dan één uur per dag lopen.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende is onderbouwd dat met de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2014 de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. Voor een psychiatrische expertise is geen aanleiding, nu psychopathologie niet is geconstateerd door de artsen die appellante hebben onderzocht. Ook de geschiktheid voor de geselecteerde functies is voldoende toegelicht in het arbeidskundig rapport van 15 juli 2014.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante wederom, onder overlegging van een groot aantal stukken, aangevoerd dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid worden onderschreven. Uit de medische gegevens blijkt niet dat de belastbaarheid van appellante met de beperkingen zoals opgenomen in de FML van
25 juni 2014 is onderschat. In die FML zijn aanzienlijke beperkingen opgenomen, waaronder een urenbeperking. Noch uit de informatie van de behandelaars van appellante, noch uit het rapport van Kruithof, kan worden opgemaakt dat er op de datum in geding zwaardere beperkingen dienen te worden aangenomen. Evenmin geven de gedingstukken aanleiding voor een psychiatrische expertise. Appellante is ook zelf van oordeel dat daar geen aanleiding voor is. De door appellante in hoger beroep overgelegde stukken bevatten geen nieuwe medische informatie. Uit de functiebelastingen van de geselecteerde functies blijkt dat er in die functies geen sprake is van meer dan twee uur lopen per dag, zodat, ook als wordt uitgegaan van het rapport van Kruithof, de belastbaarheid van appellante niet wordt overschreden.
4.3.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en A.I. van der Kris en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2017.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) G.J. van Gendt

KP