ECLI:NL:CRVB:2017:1029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bewijsuitsluiting bij onbevoegd onderzoek naar studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Oldenhof, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de studiefinanciering van de appellant had herzien op basis van een onderzoek naar zijn woonsituatie. Dit onderzoek was uitgevoerd door controleurs die niet bevoegd waren, wat leidde tot de vraag of het verzamelde bewijs als geldig kon worden beschouwd.
De Raad oordeelde dat het bewijs, verkregen door de onbevoegde controleurs, ontoelaatbaar was. Dit betekende dat de besluiten van de minister, die op basis van dit bewijs waren genomen, niet op een deugdelijke motivering berustten. De rechtbank had dit motiveringsgebrek niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking kwam. De Raad verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde de besluiten van de minister, inclusief de bestuurlijke boete die aan de appellant was opgelegd.
De Raad oordeelde verder dat de minister in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld, die in totaal € 1.980,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van controleurs in het kader van het toezicht op de naleving van de Wet studiefinanciering 2000 en de gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs voor bestuursrechtelijke besluiten.