Uitspraak
16.3672 AW
21 april 2016, 15/3893 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1983 werkzaam is bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2016. De appellant is in beroep gegaan tegen de opheffing van zijn functie en het indelingsbesluit van het college van bestuur van de Erasmus Universiteit. De Raad oordeelt dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een gewijzigd indelingsbesluit. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de indeling van zijn werkzaamheden en de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van een eerder besluit. De Raad concludeert dat de afwijzing van het verzoek om terug te komen van het besluit van 28 juni 2005 terecht is, omdat de appellant geen nieuwe feiten heeft aangedragen die een wijziging rechtvaardigen.
Daarnaast wordt het opheffingsbesluit van de functie van de appellant besproken. De appellant betoogt dat de bepalingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs (WHW) in strijd zijn met internationale verdragen inzake academische vrijheid. De Raad oordeelt dat de wetgever de vrijheid voor wetenschappelijk onderzoek niet heeft geschonden en dat de reorganisatie van de faculteit rechtmatig is. De Raad bevestigt dat de opheffing van de functie van de appellant terecht is en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De uitspraak is gedaan op 9 maart 2017.