ECLI:NL:CRVB:2016:997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor babyuitzetkosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet, ingediend door appellante op 28 juni 2013. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de aanvraag afgewezen op 15 augustus 2013, met de motivering dat de kosten geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten van de babyuitzet, omdat zij in de periode voorafgaand aan de aanvraag geen inkomen had. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten van een babyuitzet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, vanaf het moment dat zij zwanger was, had kunnen voorzien dat zij deze kosten zou moeten maken en dat zij de mogelijkheid had om te reserveren.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten van de babyuitzet. De Raad heeft de stelling van appellante verworpen dat de periode waarin zij bijstand ontving van de gemeente Amsterdam te kort was om voor de kosten te reserveren. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.