ECLI:NL:CRVB:2016:996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens verzwegen bankrekeningen en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 december 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellante over de periode van 13 december 2010 tot en met 29 februari 2012 herzien en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante bankrekeningen had verzwegen die (mede) op haar naam stonden. De Raad oordeelt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze rekeningen niet te melden, en dat zij redelijkerwijs over de tegoeden op deze rekeningen kon beschikken. De Raad bevestigt dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat appellante niet recht had op bijstand gedurende de betreffende periode, en dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen gerechtvaardigd was. De Raad wijst de argumenten van appellante af, waaronder het beroep op het vertrouwensbeginsel en de verzoeken om matiging van de terugvordering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.