Uitspraak
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.T.M. Brouns, mr. H. van Loo en mr. V.P.A. Dassen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante ontving in 2002 een tillift en een douche-toiletstoel in bruikleen op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). In december 2007 werd de verstrekking voortgezet op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Op 15 juli 2012 trad de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012 in werking, waarin een eigen bijdrage werd vastgesteld voor de verstrekte voorzieningen. Per 22 april 2013 werd appellante een eigen bijdrage opgelegd, gebaseerd op de kostprijs van de voorzieningen. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep stelde appellante dat de Wmo geen ruimte biedt voor het opleggen van een eigen bijdrage voor onder de Wvg verstrekte voorzieningen. De Raad overwoog dat appellante voldoende gelegenheid had om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) in plaats van de in bruikleen verstrekte voorzieningen. De Raad bevestigde dat de grondslag voor de eigen bijdrage de kostprijs van de voorzieningen is en dat het college geen onjuiste maatstaf heeft aangelegd. De beroepsgronden van appellante werden verworpen, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.