ECLI:NL:CRVB:2016:931
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 12 juli 2013 ziek meldde vanwege vermoeidheidsklachten en pijnklachten. Appellante was werkzaam als marketing medewerker en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. De verzekeringsartsen van het Uwv concludeerden na medisch onderzoek dat appellante geschikt was voor haar eigen werk, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 23 mei 2014. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen inconsistenties in de rapporten van de verzekeringsartsen waren. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek en voegde nieuwe medische informatie toe, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hadden ingesteld en dat de medische gegevens geen aanleiding gaven om te concluderen dat appellante meer beperkingen had dan aangenomen. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en bevestigde de eerdere uitspraak.