ECLI:NL:CRVB:2016:930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering op basis van referte-eis en eerdere WIA-uitkering
In deze zaak heeft appellante, na de intrekking van haar WIA-uitkering, een WW-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag geweigerd, omdat appellante niet voldeed aan de referte-eis van 26 gewerkte weken in de 36 weken voorafgaand aan haar werkloosheid. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij wel aan de referte-eis voldeed. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift bevestigd dat de WGA-uitkering aan appellante is toegekend op basis van de referte-eis van de Wet WIA, maar dat de gewerkte uren die al hebben geleid tot een WIA-uitkering niet opnieuw in aanmerking kunnen worden genomen voor de WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd overwogen dat de referte-eis in de WW niet kan worden voldaan met uren die al zijn gebruikt voor de WIA-uitkering. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 maart 2016.