4.1.In artikel 9 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet cao) is bepaald:
1. Allen, die tijdens den duur der collectieve arbeidsovereenkomst, te rekenen van het tijdstip waarop zij is aangegaan, lid zijn of worden eener vereeniging, welke de overeenkomst heeft aangegaan, en bij de overeenkomst zijn betrokken, zijn door die overeenkomst gebonden.
2. Zij zijn tegenover elk der partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst gehouden al datgene, wat te hunnen aanzien bij die overeenkomst is bepaald, te goeder trouw ten uitvoer te brengen, als hadden zij zelve zich daartoe verbonden.
In artikel 12 van de Wet cao is bepaald:
1. Elk beding tusschen een werkgever en een werknemer, strijdig met eene collectieve arbeidsovereenkomst door welke zij beiden gebonden zijn, is nietig; in plaats van zoodanig beding gelden de bepalingen der collectieve arbeidsovereenkomst.
2. De nietigheid kan steeds worden ingeroepen door elk der partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst.
In artikel 2 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet avv) is in het eerste en derde lid bepaald:
1. Onze Minister kan bepalingen van eene collectieve arbeidsovereenkomst, die in het geheele land of in een gedeelte des lands voor eene - naar zijn oordeel belangrijke - meerderheid van de in een bedrijf werkzame personen gelden, in het geheele land of in dat gedeelte des lands algemeen verbindend verklaren. Deze bepalingen zijn dan, behalve in de gevallen door Onzen Minister uitgezonderd, binnen dat gebied verbindend voor alle werkgevers en werknemers ten aanzien van arbeidsovereenkomsten, die naar den aard van den arbeid, waarop zij betrekking hebben, onder de collectieve arbeidsovereenkomst vallen of zouden vallen, hetzij deze arbeidsovereenkomsten op het tijdstip, waarop de werking der verbindendverklaring aanvangt, reeds gesloten zijn, hetzij zij daarna gesloten worden.
2. (…)
3. Verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
In artikel 3 van de Wet avv is in het eerste lid bepaald:
1. Elk beding tusschen den werkgever en den werknemer, strijdig met verbindend verklaarde bepalingen, is nietig; in plaats van zoodanig beding gelden de verbindend verklaarde bepalingen.
4.2.1.In de arbeidsovereenkomst van appellant is in artikel 3 de CAO Meubelindustrie van toepassing verklaard. In artikel 6 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat overuren naar keuze van de werknemer kunnen worden uitbetaald, dan wel kunnen worden verrekend middels tijd voor tijd. Ook is daarin bepaald dat werkgever de in de CAO Meubelindustrie genoemde toeslagen voor overwerk niet zal uitbetalen. Ter beoordeling ligt voor of werkgeefster met deze laatste bepaling rechtsgeldig is afgeweken van de CAO Meubelindustrie, of dat deze bepaling vernietigbaar of nietig is. Daarvoor dient beoordeeld te worden of werkgeefster en appellant rechtstreeks gebonden zijn aan de CAO Meubelindustrie of dat zij daaraan gebonden zijn doordat deze algemeen verbindend is verklaard.
4.2.2.Indien werkgeefster op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet cao rechtstreeks aan de CAO is gebonden, is de van de CAO afwijkende bepaling van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst vernietigbaar op grond van artikel 12, tweede lid, van de Wet cao. Werkgeefster was ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst met appellant geen lid van de werkgeversvereniging die partij is geweest bij het sluiten van de CAO Meubelindustrie, de Centrale Bond voor Meubelfabrikanten (Centrale Bond). Dit blijkt uit de door het Uwv opgestelde telefoonnotitie van 19 februari 2015 van een gesprek met een medewerkster van de Centrale Bond, waarin deze medewerkster heeft verklaard dat werkgeefster in elk geval vanaf 2010 geen lid is geweest van de Centrale Bond. Appellant heeft niet aangetoond dat deze informatie niet juist is. Verder heeft appellant ter zitting verklaard nooit lid te zijn geweest van een vakbond. Nu er sprake is van een ongebonden werkgeefster en een ongebonden werknemer, is artikel 12 van de Wet cao niet van toepassing.
4.3.1.Vervolgens dient beoordeeld te worden of de CAO Meubelindustrie algemeen verbindend verklaard is geweest tijdens de arbeidsovereenkomst van appellant van
10 juli 2012 tot en met 28 juni 2013. Als dit het geval is, is de afwijkende bepaling in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst nietig op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet avv.
4.3.2.De CAO Meubelindustrie 2011/2012 is bij besluit van 15 augustus 2011 (Staatscourant 2011, nr. 12263) algemeen verbindend verklaard. Deze algemeenverbindendverklaring (avv) is op 23 augustus 2011 in werking getreden en is geëindigd op 1 juli 2012. Daarna is de CAO Meubelindustrie 2013/2014 bij besluit van 1 oktober 2013 (Staatscourant 2013, nr. 24613), algemeen verbindend verklaard voor de periode van 8 oktober 2013 tot 1 januari 2015. Daarbij is geen terugwerkende kracht toegekend, zoals blijkt uit de besluiten tot algemeen verbindendverklaring zelf, overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Wet avv. Dit betekent dat gedurende de arbeidsovereenkomst van 10 juli 2012 tot en met 28 juni 2013 de CAO Meubelindustrie niet algemeen verbindend was verklaard, zodat werkgeefster, die niet rechtstreeks aan de CAO Meubelindustrie gebonden was, vrij was om bij arbeidsovereenkomst daarvan af te wijken. De bepaling in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, dat werkgeefster de toeslagen voor overwerk, zoals genoemd in de CAO Meubelindustrie, niet uitbetaalt, is dus rechtsgeldig.