Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het nader besluit van 13 maart 2015 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, een ambtenaar werkzaam bij de politie, had een verzoek ingediend om door te stromen naar een seniorfunctie in de gebiedsgebonden politie. Zijn functioneren was beoordeeld met een eindscore van 3 (voldoende), maar de korpschef had geconcludeerd dat hij niet geschikt was voor de functie van senior GGP. De rechtbank had het bezwaar van de appellant gegrond verklaard en de korpschef opgedragen om opnieuw te beslissen, waarbij de scores voor bepaalde competenties moesten worden herzien.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de appellant niet kon aantonen dat de scores op onvoldoende gronden berustten. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de appellant als voldoende was, en dat de korpschef de scores voor de competenties ‘kwaliteitsgerichtheid’ en ‘klantgerichtheid’ moest herzien. De Raad benadrukte dat de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt is tot de vraag of deze op onvoldoende gronden berust. De Raad concludeerde dat de korpschef de beoordeling had moeten aanpassen, maar dat de conclusie dat de appellant niet geschikt was voor de functie van senior GGP, op voldoende gronden berustte.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en verklaarde het beroep tegen het nader besluit van de korpschef ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.