ECLI:NL:CRVB:2016:852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van politieambtenaar wegens ongeschiktheid door betrokkenheid in seksindustrie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een politieambtenaar, appellante, die door de korpschef was ontslagen wegens ongeschiktheid voor het politieambt. De korpschef stelde dat appellante niet over de juiste grondhouding beschikte, wat noodzakelijk is voor het uitoefenen van het politieambt. De Raad oordeelde dat de korpschef bevoegd was om appellante te ontslaan, gezien haar betrokkenheid bij activiteiten in de seksindustrie, die niet verenigbaar zijn met haar functie als politieambtenaar.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante was werkzaam als team-assistent en werd in juni 2012 betrokken bij een oriënterend onderzoek naar haar gedragingen, nadat zij was geïnformeerd over een advertentie die zij had geplaatst voor deelname aan een gangbang. Dit leidde tot een disciplinair onderzoek, waarbij appellante werd beschuldigd van ongeschiktheid voor het ambt. De korpschef heeft haar op basis van deze bevindingen ontslagen, wat appellante aanvocht.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en in hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante niet de mentaliteit en instelling toonde die van een politieambtenaar verwacht mag worden. De Raad benadrukte dat de activiteiten van appellante in de seksindustrie een significant integriteitsrisico met zich meebrachten, en dat de korpschef terecht had besloten geen verbeterkans te bieden, gezien de ernst van de gedragingen en het gebrek aan inzicht van appellante in de gevolgen van haar handelen voor haar functie.