ECLI:NL:CRVB:2016:820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening van dagloon op basis van Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 7 februari 2014 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had verzocht om herziening van zijn dagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 38,56 bruto per dag, in verband met een buitenlandse uitkering. Appellant stelde dat het Uwv een fout had gemaakt bij de berekening van het dagloon en dat hij recht had op een hoger dagloon met terugwerkende kracht tot 9 juni 2009. De rechtbank oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die het Uwv hadden moeten aanzetten tot herziening van het oorspronkelijke besluit van 4 augustus 2009. De rechtbank concludeerde dat het Uwv het dagloon correct had berekend volgens de geldende wet- en regelgeving.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald en aangevoerd dat hij door een verkeersongeval in 2008 niet in staat was om bezwaar te maken tegen het besluit van 4 augustus 2009. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet konden leiden tot een herziening van het dagloon. De Raad bevestigde dat het Uwv geen aanleiding had om het dagloon met terugwerkende kracht te herzien en dat de berekening van het dagloon in overeenstemming was met de Wet WIA en het Besluit dagloonregels 2005. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.