ECLI:NL:CRVB:2016:785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsverlening op basis van WWB met betrekking tot zelfstandige inkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo ongegrond heeft verklaard. Het college had de bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) herzien en teruggevorderd, omdat appellante inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden had ontvangen zonder deze te melden. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 8 maart 2016 uitspraak gedaan.
Appellante had bijstand ontvangen en was toestemming verleend om als zelfstandige te werken. Echter, na een melding dat zij haar activiteiten had stilgelegd, hervatte zij deze zonder dit aan het college te melden. Het college legde haar een waarschuwing op wegens het schenden van de inlichtingenverplichting en besloot later om de bijstand te herzien en terug te vorderen. Appellante betwistte de schending van de inlichtingenverplichting en voerde aan dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met haar bedrijfskosten.
De Raad oordeelde dat appellante inderdaad haar inlichtingenverplichting had geschonden, ongeacht of dit opzettelijk was. De Raad bevestigde dat er geen ruimte is voor het verrekenen van verwervingskosten bij de vaststelling van het inkomen in het kader van de WWB. Het college had de kwalificatie van de vordering als fraudevordering niet langer gehandhaafd, maar de Raad oordeelde dat de terugvordering gerechtvaardigd was. Appellante's verzoek om van terugvordering af te zien op basis van dringende redenen werd afgewezen, omdat zij niet voldoende had onderbouwd dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor haar had.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.