ECLI:NL:CRVB:2016:784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening wegens verzwegen vermogen in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsverlening aan appellant, die vanaf 3 augustus 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de bijstandsverlening overgenomen en voortgezet als een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen. In het kader van een onderzoek naar het bezit van een woning in Turkije, heeft de Svb appellant gevraagd om informatie te verstrekken. Appellant bevestigde eigenaar te zijn van een woning in Turkije en gaf aan dat deze woning in 1973 was aangekocht. De Svb blokkeerde de betaling van de AIO-aanvulling en startte een onderzoek naar de waarde van de woning.
Op basis van de onderzoeksresultaten heeft de Svb besloten om de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van bijna € 20.000,- terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slechts voor de helft eigenaar was van de woning en dat de waarde van de woning de vermogensgrens overschreed.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de gronden van appellant in essentie een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.