ECLI:NL:CRVB:2016:676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in medisch opzicht
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uwv, die met ingang van 3 april 2012 is vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het bezwaar van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in voldoende mate rekening houdt met de beperkingen van appellant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen medische noodzaak meer was voor een urenbeperking. Appellant betwist deze conclusie en stelt dat het medisch onderzoek onvolledig was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen, waaronder vermoeidheid. De Raad oordeelt echter dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de urenbeperking niet meer aan de orde is en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand.