ECLI:NL:CRVB:2016:639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering wegens inkomsten uit hennepteelt
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WAO-uitkering van appellant, die inkomsten uit hennepteelt zou hebben gehad. Appellant ontving sinds 11 december 2002 een WAO-uitkering, die in 2004 werd vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. In november 2013 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat zijn uitkering over de periode van 1 januari tot en met 30 april 2013 niet zou worden betaald, omdat hij in die periode inkomsten uit hennepteelt had. Het Uwv vorderde een bedrag van € 7.626,44 terug, wat appellant betwistte. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 13 januari 2016 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij betwistte dat de hennepkwekerij zijn eigendom was en voerde aan dat er geen eerdere oogst had plaatsgevonden. Het Uwv heeft het standpunt van de rechtbank ondersteund. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft gekort op basis van artikel 44, eerste lid, van de WAO. De Raad oordeelde dat de inkomsten uit hennepteelt van appellant terecht zijn aangemerkt als reden voor de terugvordering van de uitkering, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 februari 2016.