ECLI:NL:CRVB:2016:618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn inzake de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante, die ernstige beperkingen ondervindt na een motorongeluk, ontving voorheen 10 uur en 15 minuten hulp bij het huishouden per week. Na een aanvraag voor verlenging van deze hulp, heeft het college besloten om de hulp te verlagen naar 7 uur per week, met een toekenning van extra tijd voor lichte huishoudelijke werkzaamheden en hand- en spandiensten. Appellante is van mening dat de toegekende tijd voor hand- en spandiensten en het opwarmen van maaltijden onvoldoende is en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij heeft verwezen naar een medisch advies en een verklaring van haar fysiotherapeut. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het college voldoende heeft toegelicht waarom de toegekende tijd voor het opwarmen van maaltijden en hand- en spandiensten niet is uitgebreid. De Raad heeft vastgesteld dat de tijd voor het opwarmen van een maaltijd in de praktijk minder dan 10 minuten bedraagt en dat de resterende tijd voldoende is voor het opdienen en snijden van het eten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen voor medisch onderzoek, zoals door appellante was verzocht.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank Gelderland bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.